woensdag 20 juli 2011

Het is weer eens honger in Afrika

De komende weken zullen we door de media weer worden gebombardeerd met oproepen om te geven voor Afrika. Daar heerst weer eens een keer grote hongersnood. Die komt net zo “verrassend” als het wisselen van de jaargetijden. Steeds opnieuw worden bij grote gebeurtenissen, zoals bij het Live-Aid-Concert, grote sommen geld voor Afrika ingezameld, opdat daar eindelijk geen honger meer zal zijn. En dan komt de volgende hongersnood. Waarom eigenlijk? Wie nu geld wil geven, zou enkele feiten moeten kennen.

In Somalië, Kenia, Ethiopië en Soedan dreigen tot 12 miljoen mensen te verhongeren. En nu moeten wij Europeanen (opnieuw) het volgende reddingspakket financieren. Alleen al in Kenia hebben 3,5 miljoen mensen nu levensmiddelenleveranties nodig. Dat is niet verbazend, want Kenia heeft zijn militaire uitgaven met 25% verhoogd en geeft veel meer geld uit aan wapens dan aan het garanderen van levensmiddelen voor het eigen volk. Ondanks de wereldwijde economische crisis geven alle Afrikaanse landen steeds meer geld voor wapens uit. Zo geeft Soedan al bijna 21% van zijn BNP uit aan wapens (SIPRI database).

Ook Ethiopië – eveneens zwaar getroffen door de droogte – heeft pas onlangs aangekondigd de uitgaven voor wapens nog verder te willen verhogen. Somalië – ook door de honger getroffen – is ondanks een VN-wapenembargo intussen een van de grootste overslagplaatsen voor wapens van Afrika, de wapenhandelaren geven ongegeneerd interviews in Mogadishu. De Somalische piraten bedreigen de internationale scheepvaart en kapen behalve olietankers ook vooral containerschepen met levensmiddelen. Van de rederijen van de schepen properen ze losgeld af te persen. Dat levert meer winst op dan zelf op het veld aan het werk te gaan.

En juist vanwege deze Somalische piraten zijn de prijzen van levensmiddelen voor de Somalische bevolking met 20 tot 30% gestegen, omdat nog maar weinig vrachtschepen bereid zijn om de Somalische havens aan te doen. Ook voor het WFP (wereldvoedselprogramma) van de VN werd het steeds moeilijker om de hulpbehoevenden van levensmiddelen te voorzien, omdat steeds minder scheepseigenaren bereid zijn om hun containerschepen naar de regio te laten varen. De Somaliërs hebben zelf de tak afgezaagd waarop ze zitten. Meer nog: de Somalische piraterij maakt vanwege de stijgende verzekeringspremies ook onze levensmiddelen duurder. En nu moeten wij diegenen, die zorgen voor de stijging van de levensmiddelenprijzen en onze schepen kapen, ook nog gratis levensmiddelen thuis afleveren?

In Zuid-Soedan is het niet anders gesteld met de hulpbehoevendheid. Zuid-Soedan is rijk aan grondstoffen, heeft meerdere miljarden barrels aardolie. De productie van de olievelden zou men heel gemakkelijk op de wereldmarkt kunnen ruilen tegen levensmiddelen – als men dat zou willen. Dom genoeg doet Zuid-Soedan nu precies datgene, wat de hongerlijders Kenia en Ethiopië al jarenlang doen. Het land geeft nu eerst een groot deel van de olieopbrengsten aan wapens uit. De Amerikanen bouwen nu een groot (Amerikaans) militair steunpunt in Juba/Zuid-Soedan. Van daaruit zal zeer zeker niet de verdeling van levensmiddelen worden gecoördineerd. Het gaat veelmeer om wapenhandel.

De hele hulpindustrie is niets anders dan een kalmeringspil voor het voortdurende slechte geweten van Europeanen. Zonder uitzondering alle grote aankondigingen om de honger in Afrika eindelijk te overwinnen, zijn de afgelopen decennia brutaal mislukt. Dat ligt niet aan de Afrikaanse burgers. En het ligt ook niet aan ons. Het ligt aan ellendige machtselites in Afrika en ook bij ons.

De gewetenloze politieke gangsters calculeren knalhard ons slechte geweten in. In werkelijkheid gaat het hen alleen maar om zaken doen. Bondskanselier heeft zojuist een reclametoer door Afrika gemaakt voor de wapenindustrie. Het gaat om opdrachten in miljardenhoogte. En voor de hongerlijders in Afrika heeft ze heel “royaal” een miljoen euro Duitse hulp aangekondigd. De rest moeten wij nu ophoesten. En de wapenhandel gaat rustig door. Zoals altijd. En daarom geef ik geen cent. Ik doe niet meer mee aan dit cynische spelletje.

Nu zullen veel mensen verontwaardigd zeggen, dat men die arme Afrikanen toch niet zou kunnen laten verhongeren. Deze mensen weten waarschijnlijk niet, wat er in werkelijkheid gebeurt met het grootste deel van het geld dat zij schenken tegen de honger in Afrika: zodra zich een hongersnood aftekent, verhogen de regeringen onmiddellijk de landingskosten voor vliegtuigen in de betroffen gebieden en het liggeld voor schepen met hulpgoederen. Ook de huurprijzen voor vrachtwagens, waarmee de hulpgoederen getransporteerd worden, stijgen onmiddellijk (uiteraard ook de brandstofprijzen). Bovendien moeten er hoge invoerrechten worden betaald. Iedereen wil nu nog maar één ding: geld verdienen!

In duidelijke taal: minstens de helft van een geschonken euro verdwijnt in de zakken van gewetenloze zakenmensen, die met de desbetreffende regeringen van de hongergebieden samenwerken. De strijd tegen de honger is een enorme industrie, waarvan uiteindelijk slechts één groep profiteert: die van de zakenmensen. Slechts een heel klein gedeelte van de hulp komt uiteindelijk terecht bij de hongerlijders. De met het ingezamelde geld gekochte levensmiddelen verdwijnen in duistere kanalen en duiken heel snel op regionale markten op, waar ze niet verdeeld, maar verkocht worden. Hongerlijders kunnen deze echter niet kopen. Iedere hulporganisatie weet dat. En desondanks zamelen ze steeds opnieuw geld in met ontroerende beelden van hongerende kinderen.

Per slot van rekening werken ze zelf immers ook niet voor niets. Want ook de hulporganisaties nemen een groot deel van het ingezamelde geld voor hun rekening. En uiteindelijk blijft er bijna niets over voor diegenen die het echt nodig hebben. Bovendien: al decennia lang ondersteunen Europese belastingbetalers levensmiddelenmagazijnen in potentiële Afrikaanse hongerregio´s. En als er een hongercrisis komt, dan zijn ze bijna allemaal leeg. Ook dat is al tientallen jaren lang zo. Per slot van rekening betalen wij graag toch nog een keer, of niet soms?